wetenschappelijke feiten

  • die laten zien dat ons huidige voedselsysteem,
    de veehouderij en visserij, in grote mate

    verantwoordelijk zijn voor de klimaat- en ecologische crisis
  • de transitie naar een rechtvaardig en duurzaam plantaardig voedselsysteem een essentieel onderdeel van de oplossing is om ons land voor toekomstige generaties mensen en dieren leefbaar te houden.

We hebben te maken met een stijgende zeespiegel – specifiek een bedreiging voor Nederland – hittegolven, extreme stormen, droogtes, voedseltekorten, bosbranden in Australië en zelfs boven de poolcirkel en de vernietiging van volledige ecosystemen [AMS (2019); IPBES (2019)].

Volgens de FAO (Food and Agricultural Organization of the United Nations) zijn veedieren verantwoordelijk voor 14.5% van de totale broeikasgasuitstoot en daarmee een grote veroorzaker van klimaatverandering [Gerber, P. et al. (2013)].
Ongeveer 44% van de emissies van de sector bestaat uit CH4 (methaan). Het overige deel bestaat vooral uit N2O (distikstofmonoxide), 29%, en CO2, 27%.
De supply chain van vee stoot uit:
– 2 gigaton CO2-equivalent van CO2 per jaar, of 5% van antropogene CO2 emissies
– 3.1 gigaton CO2-equivalent van CH4 per jaar, of 44% van antropogene CH4 emissies
– 2 gigaton CO2-equivalent van N2O per jaar, of 53% van antropogene N2O emissies
Koeien zijn binnen de sector de grootste uitstoter van de emissies, met ongeveer 4.6 gigaton CO2-equivalent – ofwel 65% van de totale emissies. Koeien bestemd voor vlees en zuivel stoten vergelijkbare hoeveelheden broeikasgassen uit [Gerber et al. (2013); IPCC (2007)].

Hoewel CO2 het bekendste broeikasgas is, verantwoordelijk voor ongeveer 27% van de totale broeikasgasuitstoot van de veeteeltsector [Gerber et al. (2013), p.15], is methaan mogelijk 28 keer schadelijker dan CO2, in termen van haar opwarmingspotentieel, en N2O zelfs 265 keer [Myhre et al. /IPCC(2013)].
De belangrijkste bron van deze broeikasgassen zijn koeien, welke, zoals alle herkauwers, methaan produceren tijdens het verteringsproces [Gerber et al. (2013)].
N2O, aan de andere kant, komt vrij wanneer dierlijke mest wordt gebruikt als kunstmest, compost of anderszins wordt gebruikt. Het is vooral problematisch wanneer meer N2O wordt gebruikt dan de vegetatie kan absorberen. Ongeveer 29% van de uitstoot van de vleesindustrie bestaat uit N2O [Gerber et al. (2013)] .
Vee is ook verantwoordelijk voor bijna 64% van de totale antropogene ammoniak uitstoot, welke significant bijdraagt aan zure regen en verzuring van ecosystemen [FAO (2006)].

Er kan consistent worden aangetoond dat een plantaardig dieet minder schadelijk is voor het klimaat, dan een dieet met dierlijke producten.
Bijvoorbeeld: het produceren van 1kg aan rundvlees resulteert in een hoeveelheid CO2 emissie tussen de 16kg en 30kg, terwijl het produceren van 1kg tofu 1kg CO2 uitstoot ten gevolge heeft [Garnett (2009); Carlsson-Kanyama and González (2009); Reinhardt et al. (2009); Venkat (2012); Mejia et al. (2017)].
Als rundvlees wordt vervangen door bonen zouden 42% van de landbouwgrond in de USA vrij worden, 75% van de USA’s 2020 klimaatdoelstellingen gehaald worden en het biedt meer dan genoeg voedingseiwitten [Harwatt et al. (2017)].

Ten aanzien van deze feiten laat een transitie naar plantaardige landbouw ook in Nederland een zeer positief effect zien voor het bereiken van de Nederlandse klimaatdoelen van Parijs (Parijs Treaty).
Nederland zou haar CO2, methaan en distikstofmonoxide uitstoot enorm kunnen reduceren, omdat het plantaardige voedsel nu direct kan worden geconsumeerd en niet door een tussenpersoon wordt geconsumeerd die deze klimaatbedreigende broeikasgassen produceert.
Nederland moet dan geen veevoer meer importeren om massa’s dieren te voeden voor
‘producten’ voor de Nederlandse en wereldwijde vlees- en zuivelmarkt.Hiervoor worden wereldwijd enorme hoeveelheden natuur ontbost.
Nederland kan haar eigen plantaardige voedsel groeien, plantaardig vlees en zuivel produceren voor Nederland en export.
Als de behoefte er dan nog steeds zou zijn, zou er plantaardig voedsel geïmporteerd kunnen worden om aan de totale vraag te voldoen. In dat geval is het nog steeds een logische redenatie dat er veel minder voedsel voor mensen wordt geïmporteerd dan momenteel het geval is, waarbij veevoer wordt meegeteld: het kost veel meer voedsel (en water) om een dier te verzorgen en zijn/haar ‘producten’ te nuttigen, dan plantaardig voedsel direct aan de mens te voeden.

In het geval van een productieve melkkoe wordt 129.6 kg stikstof (79% van het totaal dat ingeslikt is) en 16.7 kg fosfor (73%) elk jaar uitgescheiden.
De hoeveelheid fosfor die door een koe wordt uitgescheiden is gelijk aan dat van 18 tot 20 mensen.
De concentratie stikstof is het hoogst in varkensmest (76.2 g/N/kg droog gewicht), gevolgd door mest van kalkoenen (59.6 g/kg), legkippen (49.0), schapen (44.4), vleeskuikens van pluimvee (40.0), melkkoeien (39.6) en vleeskoeien (32.5). De hoeveelheid uitgescheiden fosfor is het hoogst bij legkippen (20.8 g/P/kg droog gewicht), gevolgd door varkens (17.6), kalkoenen (16.5), vleeskuikens van pluimvee (16.9), schapen (10.3), rundvlees (9.6) en melkkoeien (6.7).

In gebieden met intensieve veehouderij, resulteren deze getallen tot een te hoog gehalte aan voedingsstoffen, die de opnamecapaciteit van lokale ecosystemen overweldigen en de kwaliteit van het oppervlakte en grondwater aantasten [(Hooda et al. (2000)]. Te veel stikstof zorgt voor verzuuring en uitputting van de bodem. Daarmee verandert de vruchtbaarheid en plantensamenstelling, wat een bedreiging vormt voor de biodiversiteit [FAO and ITPS (2015); Dise et al. (2011); Tian &Niu (2015)].
Op wereldschaal scheiden rundvee in 2004 een geschatte 135 miljoen ton stikstof en 58 miljoen ton in fosfor uit. In 2004 leverden veedieren de grootste hoeveelheid uitscheiding van voedingsstoffen met 58% stikstof; varkens waren goed voor 12% en gevogelte 7% [FAO (2006)].

Wereldwijd zijn bijna 815 miljoen mensen ondervoed [FAO et al. (2017)]. Tegelijkertijd kampen bijna 2 miljard mensen met overgewicht, waarvan 650 miljoen lijden aan obesitas [WHO (2018)].
De verwachting is dat de wereldpopulatie met meer dan 30% groeit naar 11-13 miljard in 2100 [UN (2017); Gerland et al. (2014)].
De vraag is hoe we onze middelen gaan verdelen om deze groeiende wereldbevolking te voeden, en daarbij een wereld te creëren waarin er minder honger, dierenleed, en milieurampen zijn – een dergelijke discussie is nog nooit zo relevant geweest als nu.

Het behalen van voedselzekerheid voor iedereen betekent dat er meer gedaan moet worden om ervoor te zorgen dat iedereen toegang heeft tot voldoende, veilig, en voedzaam voedsel, om zo een actief en gezond leven te behouden [FAO (1996)].

De helft van al het bewoonbare land wordt gebruikt voor veeteelt – er is een zeer ongelijke verdeling tussen land dat gebruikt wordt voor vee en voor de menselijke consumptie direct.
Als we weilanden, gebruikt voor het grazen van vee, optellen bij het land dat gebruikt wordt voor het voorzien in voedsel van deze dieren, komt dat neer op 77% van het totale globale gebruik van landbouwgrond.
Ook al bestaat het grootste deel van landbouwgrond uit veeteelt (en het voorzien in voedsel), produceert de veeteelt slechts 18% van de calorieën wereldwijd, en 37% van de totale eiwitten [Ellis et al. (2010); Poore & Nemecek (2018)].
Daarmee betekent dat de veehouderij het grootste gedeelte aan verspilling kent. Meer dan 50% van alle geteelde gewassen, worden gebruikt om vee mee te voeden, in plaats van mensen [Hertwich, E. (2010)].

Als alle gewassen werden geteeld voor de menselijke consumptie, dan zou dit een stijging van 70% betekenen in beschikbare calorieën, waardoor nog eens 4 miljard mensen gevoed zouden kunnen worden [Cassidy et al. (2013)]. Dit betekent dat met een volledig plantaardig dieet, meer dan 10 miljard mensen gevoed kunnen worden met de bestaande landbouwgrond [Cassidy et al. (2013)].

De intensieve veehouderij gebruikt ongeveer een derde van de totale wereldwijd geproduceerde hoeveelheid granen, en ongeveer 75% van de soja, en ondermijnt daarmee de wereldwijde voedselzekerheid [FAO (2017); Brack et al. (2016)].
Het voeren van granen en soja aan dieren, en vervolgens hun vlees en zuivel consumeren, is daarmee minder efficiënt in termen van energie, eiwitten, en landverbruik, dan het direct consumeren van deze gewassen [Garnett T. (2010)].

Soja, een belangrijk voedingsonderdeel van vee, kan tot 15 keer meer eiwitten leveren per hectare, dan voedsel van dierlijke oorsprong.
Veel andere groenten en granen kennen ook deze hogere hoeveelheden aan verteerbare eiwitten per hectare [Giovannucci et al. (2012)].

Bovendien vereist veeteelt bijna een derde van de totale landbouwwatervoetafdruk in de wereld [Mekonnen & Hoekstra (2012)].
Tegenwoordig hebben meer dan 2,1 miljard mensen geen toegang tot veilig drinkwater [WHO (2017)].
Waterschaarste zal waarschijnlijk toenemen en de verwachting is dat in 2025 ongeveer 1,8 miljard mensen in landen of regio’s met waterschaarste zullen leven [WWAP (2012)].
De watervoetafdruk van elk dierlijk product is groter dan die van plantaardige producten met een gelijkwaardige voedingswaarde, waardoor het qua water efficiënter is om calorieën, eiwitten en voedingsstoffen uit planten te halen dan uit dieren.

De groeiende vraag naar dierlijke producten heeft tot gevolg dat landen honderdduizenden tonnen diervoeder dienen te importeren. Het gaat hier voornamelijk om soja, maïs en granen – deze worden gewonnen uit ontwikkelingsgebieden zoals Zuid-Amerika en Afrika.
De hoeveelheid landgebruik per inwoner van de EU komt neer op 1.3 hectare, terwijl burgers van landen zoals China en India minder dan 0.4 hectare verbruiken [Lugschitz et al. (2011)].
Bijna 60% van al het benodigde land, om aan de vraag naar landbouwproducten te kunnen voldoen, komt van buiten Europa.
Ieder jaar importeerd Nederland een hoeveelheid aan producten waarvoor bijna 30 miljoen hectare land benodigd is, welke van buiten hun eigen landsgrenzen komt [Lugschitz et al. (2011)].

De veehouderij is de hoofd reden voor wereldwijde ontbossing [FAO (2006); FAO and UNEP (2020)]. Wereldwijd worden wouden ontbost/verbrand om land te winnen voor het groeien van voedsel voor de dieren in onze veehouderij.
In Amazone werden hiervoor zelfs de wouden in brand gestoken wat een enorme massa aan gevaarlijke stoffen vrijzet inklusief koolmonoxide, stikstofdioxide, ozonprecursoren en fijnstof PM 2.5 [Margulis (2003); Sant’Anna et al. (2019)].
De ontbossing in het Amazone regenwoud verbrak in 2019 een nieuw record met een stijging van 85% ten opzichte van het jaar ervoor [Sant’Anna et al. (2019); TerraBrasilis DETER (2020)].
Deze ontbossing brengt serieuze gevolgen met zich mee die ons leven op deze planeet bedreigen: door de continuerende ontbossing komen enorme hoeveelheden CO2 vrij die in de bomen als koolstof opgeslagen waren.
Verder ontbreken deze bomen nu om CO2 uit onze lucht te binden. Beiden dragen enorm bij aan klimaatverandering [FAO and UNEP (2020)].
Verder verliezen we de bomen als belangrijke producenten voor zuurstof.

Daarnaast spelen bossen een cruciale rol in onze watervoorziening. Ongeveer 75% van het wereldwijd toegankelijke water komt van beboste stroomgebieden [FAO and UNEP (2020)].

Verder verliezen we door deze ontbossing plant en diersoorten en biodiversiteit die belangrijk zijn om ons ecosysteem te behouden [FAO and UNEP (2020)].
Door deze en andere acties van de mensheid ligt de wereldwijde snelheid waarin soorten uitsterven, op land en in water, ten minste tien- tot honderdmaal hoger dan de gemiddelde snelheid hiervan over de afgelopen 10 miljoen jaar – dit getal stijgt nog steeds.
Een miljoen plant- en diersoorten staan op het punt van uitsterven [IPBES (2019)].
Verder wordt de lokale bevolking verdrongen, wat een schending van de mensenrechten is [FAO and UNEP (2020)].

De veeteelt staat in de top drie van bijdragers aan de meest ernstige milieuproblemen, waarvan de degradatie in de kwaliteit van het water, zowel lokaal als globaal genomen, er één is.
Er wordt gezegd dat de veeteelt de grootste bron van watervervuiling is en bijdraagt aan eutrofiëring, ‘dead’ zones in kustgebieden, afname van koraalriffen, menselijke gezondheidsproblemen, de opkomst van resistentie tegen antibiotica, en vele andere problemen.
De belangrijkste bronnen van vervuiling komen van dierlijk afval, antibiotica en hormonen, chemicaliën van leerlooierijen, kunstmest en pesticiden gebruikt voor veevoer, en bezinksel van geërodeerde weilanden [FAO (2006)].
De uitwerpselen van vee bevatten aanzienlijke hoeveelheden voedingsstoffen (stikstof, fosfor, kalium), overblijfselen van medicijnen, zware metalen en ziekteverwekkers. Als deze in het water komen, of zich opstapelen in de bodem, dan kunnen zij serieuze negatieve gevolgen hebben voor zowel de omgeving als voor mensen [Gerber & Menzi (2005)].

Schmidtko et al. (2017) schatten in dat het volume van dode oceaanzones zich wereldwijd sinds 1960 verviervoudigd heeft.
Dode oceaanzones zijn gebieden in de oceaan waar het zuurstofgehalte enorm laag is of zelfs tegen nul loopt. Door het afval van de veehouderij dat via watersystemen in de oceaan komt, stijgt het gehalte aan voedingsstoffen in het water en dus de productie van organisch materiaal door groeiende fytoplankton enorm. Meer organisch materiaal moet nu worden ontleden, waarbij de bacteriën de zuurstof verbruiken, zodat er bijna of helemaal geen zuurstof meer beschikbaar is. In dergelijke omgevingen is geen zeeleven meer mogelijk [Laffoley & Baxter (eds.) (2019)].
Maar dit betekent niet alleen geen zuurstof in de oceanen voor de dieren, maar ook voor ons. Want volgens wetenschappers zijn de oceanen verantwoordelijk voor 50% – 80% van de zuurstofproductie voor onze planeet [National Ocean Service (2020)]. Als we deze ecosystemen vernietigen betekent dit dat we geen lucht meer hebben om te ademen.

De veehouderij veroorzaakt niet alleen dode oceaanzones door eutrofiëring (zoals hierboven genoemd), maar ook door grotendeels bij te dragen aan klimaatverandering door grote hoeveelheden broeikasgassen uit te stoten [FAO (2006); Gerber et al. (2013)]. Dit leidt namelijk tot een stijgende zeewatertemperatuur en een verhoogde verzuring die de dode zones van de oceaan verergert [Gruber (2011)].
Bovendien leiden de stijging van de watertemperatuur en verzuring tot het verlies van levende koraalbedekking op riffen, wat betekent dat de veehouderij ook bijdraagt aan dit probleem. De koraalbedekkingen zijn de afgelopen 150 jaar bijna gehalveerd en de achteruitgang is de
afgelopen 20-30 jaar dramatisch versneld. Het verlies van kusthabitats en koraalriffen vermindert de kustbescherming, waardoor het risico van overstromingen en orkanen toeneemt en een bedreiging vormen voor de 100 miljoen tot 300 miljoen mensen die in kustgebieden leven [IPBES (2019)].

Nederland is de tweede grootste landbouw exporteur ter wereld. Na sierteelt, zijn het zuivel en eieren (plek 2) en vlees (plek 3) die binnen deze sector het meest worden geëxporteerd [Dolman et al. (2019)].

Voor deze globale export en voor Nederland worden elk jaar meer dan 624 miljoen dieren gedood voor voedsel. Dat zijn 2 miljoen (~2.123.000,3) runderen, inclusief 1.648.000,1 kalveren, 16.583.000,8 varkens, 566.000,5 schapen inclusief lammeren, 173.000,5 geiten, en 604.568.000,3 vleeskuikens. Dat zijn er 1,7 miljoen dieren per dag, meer dan 1000 per minuut [Statline (2019)].
Al deze dieren zorgen voor stank en overlast voor omwonenden. Onderzoek laat zelfs zien dat de geuroverlast was geassocieerd met een verminderde algemene gezondheid en een toegenomen rapportage van respiratoire, gastro-intestinale, neurologische en stress gerelateerde symptomen [Hooiveld et al. (2015)].

Een andere grote risico voor de volksgezondheid is de luchtkwaliteit zelf.
In Brabant bij voorbeeld is er sprake van ernstige luchtvervuiling door hoge fijnstofgehaltes door de intensieve veehouderij. Rondom megastallen is de luchtkwaliteit aanzienlijk slechter dan in andere gebieden [Andree (2020); Cole et al. (2020)].
Fijnstof is een zeer schadelijk stof die al in kleine hoeveelheden chronische gezondheidsproblemen veroorzaakt, en in grote hoeveelheden dodelijk kan zijn. De reeks gezondheidseffecten is breed, maar betreft voornamelijk de ademhalings- en cardiovasculaire systemen, evenals longkanker [WHO (2005)].

Meerdere, recente onderzoek uit Nederland en het buitenland laten zien dat de gevallen van Covid 19 hoger zijn in gebieden waar de populatie blootgesteld zijn aan een hogere fijnstof gehalte in de lucht [Andree (2020); Cole et al. (2020); Wu et al. (2020b)]. Voor Nederland wordt hier met name Noord Brabant en Limburg genoemd. Vanaf het begin van de epidemie in Nederland hebben deze regio’s een onevenredig groot aantal Covid-19-gevallen meegemaakt – wat op het eerste gezicht verrassend lijkt omdat dit relatief landelijke regio’s zijn met een lage bevolkingsdichtheid [Cole et al. (2020)].
Cole et al. (2020) vonden overtuigend bewijs van een statistisch significante positieve relatie tussen de luchtvervuiling in de regio en Covid-19-gevallen, ziekenhuisopnames en sterfgevallen. Als reden noemen zij de intensieve veehouderij, aangezien de betrokken regio’s meer dan 63% van de 12 miljoen varkens in Nederland en 42% van de 101 miljoen kippen huisvesten. Zo’n intensieve veehouderij levert volgens het onderzoek grote hoeveelheden ammoniak (NH3) op, wat een belangrijke bijdrage levert aan fijnstof 2.5 concentraties.
De wetenschappers laten zien dat de zuidoostelijke regio’s enkele van de hoogste concentraties in Nederland hebben. De maximale jaargemiddelde concentratie fijnstof 2,5 op gemeentelijk niveau is 12,3 μg / m3 wat aangeeft dat lokale concentraties fijnstof 2,5 binnen de regio’s Noord-Brabant en Limburg bijna gevaarlijk zijn, zelfs wanneer ze gemiddeld jaarlijks worden berekend, waardoor de kans groter wordt dat ze voor kortere periodes de veilige niveaus overschrijden (Cole et al. (2020)]. De WHO-richtlijn stelt 10 μg / m3 (fijnstof 2.5) [Andree (2020)].
De resultaten van Cole et al. (2020) geven aan dat een toename van 1 μ / m3 in fijnstof 2,5 concentraties geassocieerd is met 9,4 meer Covid-19 gevallen, 3,0 meer ziekenhuisopnames en 2,3 meer sterfgevallen.

Covid 19 bedreigt ons land, ons bevolking en economie. Dit moet nu werkelijk een wake up call zijn voor de Nederlandse politici om ons voedselsysteem te veranderen.
Nederland had al met andere zoönosen te doen, zoals de ziekte van Lyme, Q-koorts, toxoplasmose, salmonellose en vogelgriep.
Ongeveer twee derde van de verwekkers van infectieziekten is afkomstig van dieren. Mensen kunnen er op verschillende manieren mee besmet rakenː via voedsel of water of lucht, en via direct contact met besmette dieren of besmet dierlijk materiaal zoals mest. Ook kunnen verwekkers van zoönosen via teken en muggen worden overgebracht.
In diverse onderzoeken naar de gezondheidsrisico’s voor omwonenden van veehouderijen worden ook de risico’s van zoönosen via de leefomgeving meegenomen. Q-koorts, veroorzaakt door de Coxiella-bacterie, is een voorbeeld van een zoönose die door de lucht kan worden overgedragen. Door zwemmen kunnen mensen de bekende zwemmersjeuk oplopen. Wanneer zij met de zoönotische Trichobilharzia in aanraking komen krijgen ze daar bulten van. Dit is een van de meest voorkomende klachten bij zwemwater in Nederland [RIVM (2020)].

Na corona zullen er meer zoönosen en pandemieën komen, tenzij we het intensieve diercontact vermijden door de veehouderij te beëindigen. Met de huidige veestapel zitten we op een tikkende tijdbom. Het huidige voedselsysteem is een onhoudbaar voedselsysteem.

Het uitsluiten van dierlijke producten in hedendaagse voedingspatronen kent een transformatief potentieel. Onderstaand de potentiële impact op een rij gezet, ten opzichte van referentiejaar 2010:
– Het landgebruik voor voedsel gaat met gemiddeld 3.1 (2.8-3.3) miljard hectare omlaag (een reductie van 76%), inclusief een reductie van 19% in akkerbouw);
– De broeikasgassen nodig voor het produceren van voedsel gaan met gemiddeld 6.6 (5.5-7.4) miljard metrische ton aan CO2-equivalent omlaag (een reductie van 49%);
– Een reductie in verzuring van gemiddeld 50% (45-54%);
– Een reductie in eutrofiëring van gemiddeld 49% (37-56%);
– Een reductie van scarcity-weighted freshwater van gemiddeld 19% (-5-32%)
De waarden zijn gebaseerd op het produceren van nieuwe plantaardige proteïnen met een impact tussen het 10e en 90e percentiel van de huidige productie. In toevoeging op bovenstaande informatie met betrekking tot de broeikasgassen, zou er nog eens gemiddeld 8.1 miljard metrische ton aan CO2-equivalent uit de atmosfeer opgenomen worden, omdat op al het land, dat niet meer benodigd is voor landbouw, natuurlijke vegetatie kan groeien en daarmee dit effect bewerkstelligt [Poore & Nemecek (2018)].

Volgens de Academie voor Voeding en Diëtetiek, ’s werelds grootste organisatie van voedingsprofessionals, is een puur plantaardig dieet gezond, qua voedingswaarde toereikend en kan het gezondheidsvoordelen opleveren voor de preventie en behandeling van bepaalde ziekten.
Dit dieet is geschikt voor alle stadia van de levenscyclus, inclusief zwangerschap, borstvoeding, zuigeling, kindertijd, adolescentie, oudere volwassenheid en voor atleten.

Mensen die plantaardig eten lopen een verminderd risico op bepaalde gezondheidsproblemen, waaronder ischemische hartziekte, diabetes type 2, hoge bloeddruk, bepaalde soorten kanker en obesitas. Een lage inname van verzadigd vet en een hoge inname van groenten, fruit, volle granen, peulvruchten, sojaproducten, noten en zaden (allemaal rijk aan vezels en fytochemicaliën) zijn kenmerken van een plantaardig dieet dat lagere totale en lage-dichtheid lipoproteïne-cholesterolwaarden produceert en betere serumglucoseregulatie. Deze factoren dragen bij aan het verminderen van chronische ziekten (Melina (2016)].

—onder constructie—

Wetenschappelijke bronnen (alfabetisch):
Andree, B.P.J. (2020): Incidence of COVID-19 and Connections with Air Pollution Exposure: Evidence from the Netherlands. Policy Research Working Paper;No. 9221. World Bank, Washington, DC. © World Bank. Geraadpleegd van: https://openknowledge.worldbank.org/handle/10986/33664

Atmosphere Monitoring Service (AMS) website (2019). Geraadpleegd van: https://atmosphere.copernicus.eu/arctic-wildfires-continue-blaze

Aune, D., Rosenblatt, D., Chan, D. et al. (2015): Dairy Products, Calcium, and Prostate Cancer Risk: A Systematic Review and Meta-Analysis of Cohort Studies. The American Journal of Clinical Nutrition 101, Nr. 1: 87–117.
Geraadpleegd van: https://doi.org/10.3945/ajcn.113.067157

Brack, D., A. Glover & L. Wellesley (2016): Agricultural Commodity Supply Chains Trade, Consumption and Deforestation. Chatham House, London. p. 24.
Geraadpleegd van: https://www.chathamhouse.org/sites/default/files/publications/research/2016-01-28-agricultural-commodities-brack-glover-wellesley.pdf

Carlsson-Kanyama, A., & A. D. González (2009): Potential contributions of food consumption patterns to climate change. The American Journal of Clinical Nutrition 2009; 89 (suppl), pp. 1704S-9S. Geraadpleegd van: https://academic.oup.com/ajcn/article/89/5/1704S/4596965

Cassidy, E. S., P. C. West, J. S. Gerber, et al. (2013): Redefining agricultural yields: from tonnes to people nourished per hectare. Environ. Res. Lett. 8, p.034015. Geraadpleegd van: https://iopscience.iop.org/article/10.1088/1748-9326/8/3/034015/pdf

CBS.nl website (2019): Vleesproductie; aantal slachtingen en geslacht gewicht per diersoort.
Geraadpleegd van: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/7123slac/table?fromstatweb

CBS.nl website (2019). Geraadpleegd van: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/48/meer-geiten-minder-varkens-en-runderen

Cole, M., Ozgen, C. & Strobl, E. (2020): Air Pollution Exposure and COVID-19. IZA Institute of Labor Economics. Geraadpleegd van: https://www.researchgate.net/publication/342233489_Air_Pollution_Exposure_and_COVID-19

Dise, N., Ashmore, M., Belyazid, S., Bleeker, A., Bobbink, R., De Vries, W., Van den Berg, L. (2011): Nitrogen as a threat to European terrestrial biodiversity. In M. Sutton, C. Howard, J. Erisman, G. Billen, A. Bleeker, P. Grennfelt, et al. (Eds.), The European Nitrogen Assessment: Sources, Effects and Policy Perspectives (pp. 463-494). Cambridge: Cambridge University Press. doi:10.1017/CBO9780511976988.023.
Geraadpleegd van: https://www.cambridge.org/core/books/european-nitrogen-assessment/nitrogen-as-a-threat-to-european-terrestrial-biodiversity/9A590399AF9D2C575B30241F904329C6

Dolman, M.A., G.D. Jukema, P. Ramaekers (EDS.) (2019): De Nederlandse landbouwexport in 2018 in breder perspectief. Wageningen, Wageningen Economic Research, Rapport 2019-001. 136 blz.; 85 fig.; 33 tab.; 46 ref.
Geraadpleegd van: https://www.wur.nl/upload_mm/f/f/b/0d523dc0-0fb3-4a39-8ba9-1446c9d07557_De%20Nederlandse%20landbouwexport%20in%202018%20in%20breder%20perspectief%20-%20DEF.pdf

EFSA (2010): Scientific opinion on dietary reference values for fats, including saturated fatty acids, polyunsaturated fatty acids, monounsaturated fatty acids, trans fatty acids, and cholesterol. EFSA Journal 8 1461.
Geraadpleegd van: https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/epdf/10.2903/j.efsa.2010.1461

Ellis, E. C., Klein Goldewijk, K., Siebert, S., Lightman, D., and Ramankutty, N. (2010): Anthropogenic transformation of the biomes, 1700 to 2000. Global Ecology and Biogeography, 19(5), 589-606. Geraadpleegd van: https://onlinelibrary.wiley.com/doi/abs/10.1111/j.1466-8238.2010.00540.x

Erb, K.-H., C. Lauk, T. Kastner, et al. (2016): Exploring the biophysical option space for feeding the world without deforestation. Nature Communications. 7, p.11382. Geraadpleegd van: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/27092437/

FAO (2013): Milk and dairy products in human nutrition. Geraadpleegd van: http://www.fao.org/docrep/018/i3396e/i3396e.pdf FAO and ITPS (2015): Status of the World’s Soil Resources (SWSR) – Main Report. Food and Agriculture Organization of the United Nationsand Intergovernmental Technical Panel on Soils, Rome, Italy. Geraadpleegd van: http://www.fao.org/3/a-bc600e.pdf

FAO and UNEP (2020): The State of the World’s Forests 2020. Forests, biodiversity and people. Rome. https://doi.org/10.4060/ca8642e. Geraadpleegd van: http://www.fao.org/3/ca8642en/CA8642EN.pdf

Food and Agriculture Organization of the United Nations, International Fund for Agricultural Development, UNICEF, WFP & WHO (2017): The state of food security and nutrition in the world 2017: building resilience for peace and food security. Geraadpleegd van: http://www.fao.org/3/a-i7695e.pdf

Food and Agriculture Organization of the United Nations (2017): Crop Prospects and Food Situation. March 2017. FAO, Rome. Geraadpleegd van: http://www.fao.org/3/a-i6903e.pdf

Food and Agriculture Organization of the United Nations (2006): Livestock’s Long Shadow: environmental issues and options. FAO, Rome.
Geraadpleegd van: http://www.fao.org/3/a0701e/a0701e.pdf

Food and Agricultural Organisation of the United Nations (FAO) (1996): Rome Declaration on World
Food Security and World Food Summit Plan of Action. World Food Summit 13-17 November 1996. Rome.
Geraadpleegd van: http://www.fao.org/docrep/005/y4671e/y4671e06.htm#fn30 [07.03.2018]

Garnett, T. (2009): Livestock-related greenhouse gas emissions: Impacts and options for policy makers. Environmental Science and Policy 12, pp. 491–504. Geraadpleegd van: https://awfw.org/wp-content/uploads/pdf/FCRN-Livestock2009.pdf

Garnett, T. (2010): Livestock, feed and food security. FCRN Briefing paper.
Geraadpleegd van: https://www.fcrn.org.uk/sites/default/files/FCRN_livestockfeed_foodsecurity.pdf

Gerber, P. et al. (2013): Tackling climate change through livestock: a global assessment of emissions and mitigation opportunities. FAO, Rome. P.15.
Geraadpleegd van: http://www.fao.org/3/i3437e/i3437e.pdf

Gerber, Pierre J. & Menzi, H. (2006): Nitrogen losses from intensive livestock farming systems in Southeast Asia: A review of current trends and mitigation options. International Congress Series. 1293. 253-261. 10.1016/j.ics.2006.01.028. Geraadpleegd van: https://www.researchgate.net/publication/229392167_Nitrogen_losses_from_intensive_livestock_farming_systems_in_Southeast_Asia_A_review_of_current_trends_and_mitigation_options

Gerland, P., A. E. Raftery, H. Sevčíková, et al. (2014): World population stabilization unlikely this century. Science. 346, p.234–237.
Geraadpleegd van: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4230924/

Giovannucci, D., S. Scherr, D. Nierenberg, et al. (2012): Food and Agriculture: the future of sustainability. A strategic input to the Sustainable Development in the 21st Century (SD21) project. New York: United Nations Department of Economic and Social Affairs, Division for Sustainable Development. p. 10. Geraadpleegd van: https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/agriculture_and_food_the_future_of_sustainability_web.pdf

Gruber, N. (2011): Warming up, turning sour, losing breath: ocean biogeochemistry under global change. Philosophical Transactions of the Royal Society of London A Mathematical,Physical and Engineering Sciences, 369, 1980-1996.
Geraadpleegd van: https://doi.org/10.1098/rsta.2011.0003

Harwatt, H. et al. (2017): Substituting beans for beef as a contribution toward U.S. climate change targets. Climatic Change doi:10.1007/s10584-017-1969-1.
Geraadpleegd van: https://www.researchgate.net/publication/316879904_Substituting_beans_for_beef_as_a_contribution_toward_US_climate_change_targets

Hertwich, E. (2010): Assessing the Environmental Impacts of Consumption and Production: Priority Product and Materials. Programa de la Naciones Unidas para el Medio Ambiente. p. 80.
Geraadpleegd van: https://www.academia.edu/22894353/Assessing_the_environmentAl_impActs_of_consumption_And_production_Priority_Products_and_Materials

Hooiveld, M., van Dijk, C., van der Sman-de Beer, F., Smit, L.A., Vogelaar, M., Wouters, I.M., Heederik, D.J., Yzermans, C.J. (2015): Odour annoyance in the neighbourhood of livestock farming – perceived health and health care seeking behaviour. Ann Agric Environ Med. 2015;22(1):55-61. doi: 10.5604/12321966.1141369. PMID: 25780829. Geraadpleegd van: http://www.aaem.pl/Odour-annoyance-in-the-neighbourhood-of-livestock-farming-perceived-health-and-health,72232,0,2.html

IPBES (2019): Summary for policymakers of the global assessment report on biodiversity and ecosystem services of the Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services. S. Díaz, J. Settele, E. S. Brondízio E.S., H. T. Ngo, M. Guèze, J. Agard, A. Arneth, P. Balvanera, K. A. Brauman, S. H. M. Butchart, K. M. A. Chan, L. A. Garibaldi, K. Ichii, J. Liu, S. M. Subramanian, G. F. Midgley, P. Miloslavich, Z. Molnár, D. Obura, A. Pfaff, S. Polasky, A. Purvis, J. Razzaque, B. Reyers, R. Roy Chowdhury, Y. J. Shin, I. J. Visseren-Hamakers, K. J. Willis, and C. N. Zayas (eds.). IPBES secretariat, Bonn, Germany.
Geraadpleegd van:
https://ipbes.net/sites/default/files/2020-02/ipbes_global_assessment_report_summary_for_policymakers_en.pdf

IPCC (2007): Climate Change 2007: Synthesis Report. Contribution of Working Groups I, II and III to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change [Core Writing Team, Pachauri, R.K and Reisinger, A. (eds.)]. IPCC, Geneva, Switzerland. Geraadpleegd van: https://www.ipcc.ch/site/assets/uploads/2018/02/ar4_syr_full_report.pdf

Kaaks, R. (2004): Nutrition, Insulin, IGF-1 Metabolism and Cancer Risk: A Summary of Epidemiological Evidence. Novartis Foundation Symposium 262 : 247–60; discussion 260-268. Geraadpleegd van: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15562834

Key, Timothy J (2011): Diet, Insulin-like Growth Factor-1 and Cancer Risk. The Proceedings of the Nutrition Society, 1–4. Geraadpleegd van: https://doi.org/10.1017/S0029665111000127

Laffoley, D. & Baxter, J.M. (eds.) (2019): Ocean deoxygenation: Everyone’s problem – Causes, impacts, consequences and solutions. Full report. Gland, Switzerland: IUCN. 580pp.Individual chapters / sections within this report should be referenced as: Author(s). (2019). Title of chapter / section. In ‘Laffoley, D. & Baxter, J.M. (eds.) (2019). Ocean deoxygenation: Everyone’s problem – Causes, impacts, consequences and solutions. Gland, Switzerland: IUCN. xxii+562pp. Geraadpleegd van: https://portals.iucn.org/library/sites/library/files/documents/2019-048-En.pdf

Lugschitz, B., Bruckner, M. and Giljum, S. (2011): Europe‘s global land demand: a study on the actual land embodied in European imports and exports of agricultural and forestry products. Wien: Sustainable Europe Research Institute, 2011. pp. 14,22.
Geraadpleegd van: https://www.seri.at/wp-content/uploads/2011/10/Europe_Global_Land_Demand_Oct11.pdf

Margulis, S. (2003): Causes of Deforestation of the Brazilian Amazon. World Bank Working Paper No. 22. 2003. Geraadpleegd van: https://openknowledge.worldbank.org/bitstream/handle/10986/15060/277150PAPER0wbwp0no1022.pdf?sequence=1&isAllowed=y

Mejia, A. et al. (2017): Greenhouse Gas Emissions Generated by Tofu Production: A Case Study. Journal of Hunger & Environmental Nutrition.
Geraadpleegd van: https://www.researchgate.net/publication/317987931_Greenhouse_Gas_Emissions_Generated_by_Tofu_Production_A_Case_Study

Mekonnen, M.M. and Hoekstra, A. (2012): A Global Assessment of the Water Footprint of Farm Animal Products. Ecosystems, DOI: 10.1007/s10021-011-9517-8. Geraadpleegd van: https://link.springer.com/article/10.1007/s10021-011-9517-8

Melina, V., Craig, W. and Levin, S. (2016): Position of the Academy of Nutrition and Dietetics: Vegetarian Diets. J Acad Nutr Diet. 2016 Dec;116(12):1970-1980. doi: 10.1016/j.jand.2016.09.025. PMID: 27886704. Geraadpleegd van: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/27886704/

Myhre, G., D. Shindell, F.-M. Bréon, et al. (2013): Anthropogenic and Natural Radiative Forcing. In: Climate Change 2013: The Physical Science Basis. Contribution of Working Group I to the Fifth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change [Stocker, T.F., D. Qin, G.-K. Plattner, M. Tignor, S.K. Allen, J. Boschung, A. Nauels, Y. Xia, V. Bex and P.M. Midgley (eds.)]. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA.
Geraadpleegd van: https://www.ipcc.ch/site/assets/uploads/2018/02/WG1AR5_Chapter08_FINAL.pdf

National Ocean Service (NOS) website (2020).
Geraadpleegd van: https://oceanservice.noaa.gov/facts/ocean-oxygen.html

RIVM website (2020): Zoönosen. Geraadpleegd van: https://www.rivm.nl/rivm/kennis-en-kunde/expertisevelden/zoonosen

Reinhardt, G., S. Gärtner, Münch, J. & S. Häfele (2009): Ökologische Optimierung regional erzeugter Lebensmittel: Energie- und Klimabilanzen, Heidelberg: IFEU.
Geraadpleegd van: https://www.ifeu.de/landwirtschaft/pdf/Langfassung_Lebensmittel_IFEU_2009.pdf

Poore, J., & Nemecek, T. (Oxford Study) (2018): Reducing food’s environmental impacts through producers and consumers. Science, 360(6392), 987-992. Geraadpleegd van: https://science.sciencemag.org/content/360/6392/987

Sant’Anna, A.A., Alencar,A. et al. (2019):‘’The Air is Unbearable’’ – Health Impacts of Deforestation-Related Fires in the Brazilian Amazon. Joint report by the Institute for Health Policy Studies (Instituto de Estudos para Políticas de Saúde, IEPS), Amazon Environmental Research Institute (Instituto de Pesquisa Ambiental da Amazônia, IPAM), and Human Rights Watch. Geraadpleegd van: https://ipam.org.br/wp-content/uploads/2020/08/brazil0820_web.pdf

Schmidtko, S., Stramma, L., & Visbeck, M. (2017): Decline in global oceanic oxygen content during the past five decades. Nature, 542, 335-339. Geraadpleegd van: https://doi.org/10.1038/nature21399

Schultz, L. (1977): Somatic Cells in Milk-Physiological Aspects and Relationship to Amount and Composition of Milk. Journal of Food Protection 40, Nr. 2: 125–31. Geraadpleegd van: https://doi.org/10.4315/0362-028X-40.2.125

TerraBrasilis DETER website (2020).
Geraadpleegd van: http://terrabrasilis.dpi.inpe.br/app/dashboard/alerts/legal/amazon/daily/

Tian,D. and Niu, S (2015): A global analysis of soil acidification caused by nitrogen addition.
Geraadpleegd van: https://iopscience.iop.org/article/10.1088/1748-9326/10/2/024019 acidfication ground nitrogen

UN (2017): World population projected to reach 9.8 billion in 2050, and 11.2 billion in 2100. Geraadpleegd van: https://www.un.org/development/desa/en/news/population/world-population-prospects-2017.html

Venkat, K. (2012): The climate change and economic impacts of food waste in the United States, Portland, OR: CleanMetrics Corp. Geraadpleegd van: http://www.cleanmetrics.com/pages/ClimateChangeImpactofUSFoodWaste.pdf

WHO (2018): Obesity and overweight. Geraadpleegd van: http://www.who.int/mediacentre/factsheets/fs311/en/

WHO (2018) b: Antimicrobial resistance. Geraadpleegd van: https://www.who.int/news-room/fact-sheets/detail/antimicrobial-resistance

WHO (2017): 2.1 billion people lack safe drinking water at home, more than twice as many lack safe sanitation. Geraadpleegd van: http://www.who.int/mediacentre/news/releases/2017/water-sanitation-hygiene/en/

WHO (2005): Air Quality Guidelines Global Update 2005. Particulate matter, ozone, nitrogen dioxide and sulfur dioxide.
Geraadpleegd van: https://apps.who.int/iris/bitstream/handle/10665/69477/WHO_SDE_PHE_OEH_06.02_eng.pdf;jsessionid=C46EA7886879A02AB14287A57F142610?sequence=1

Wu, X., Nethery, R. C., Sabath, B. M., Braun, D., and Dominici, F. (2020b): Exposure to air pollution and COVID-19 mortality in the United States. Geraadpleegd van: https://www.medrxiv.org/content/10.1101/2020.04.05.20054502v2

WWAP (World Water Assessment Programme) (2012): The United Nations World Water Development Report 4: Managing Water under Uncertainty and Risk. Paris, UNESCO. p 541. Geraadpleegd van: http://www.unesco.org/new/fileadmin/MULTIMEDIA/HQ/SC/pdf/WWDR4%20Volume%201-Managing%20Water%20under%20Uncertainty%20and%20Risk.pdf

Copyright © 2024 Animal Rebellion Netherlands